De Zon is erg actief De Zon vertoont een cyclus van 11 jaar in haar activiteiten. Tijdens het minimum last de Zon een rustpauze in en vertoont ze minder zonnevlekken. Maar actief als ze is, neemt ze daarna een snelle aanloop om het zonnemaximum te bereiken. We bevinden ons nu in de buurt van zo een maximum. Op zondag 21 april 2002 heeft de Zon een staaltje van haar kunnen laten zien en ons vergast op een X1.5 uitbarsting in x-stralen. De letter in de benaming, hier X, duidt de klasse van de uitbarsting of flare aan: zo hebben we een C, M, en X categorie. Met een C-flare is de Zon in haar gewone doen, met M is ze geprikkeld en indien er een X-flare is nemen we soms zelfs de moeite om deze hier apart te vermelden! De ruimtesatelliet GOES detecteert de zonneuitbarstingen door permanent de x-straling afkomstig van de zon waar te nemen. Deze X uitbarsting werd eveneens door EIT (extreme ultraviolet imaging telescoop) aan boord van de ruimtesonde SOHO waargenomen in de spectraallijn van Fe XII, met een golflengte van 195Å . In deze beelden moet je goed letten op het aangeduide actieve gebied aan de zuid-westkant. Na de uitbarsting verschijnen er witte spikkeltjes op het beeld. Dit is ruis veroorzaakt door protonen en andere energetische deeltjes die op de telescoop invallen. De satelliet ACE die de snelheid van de zonnewind meet was hierdoor zelfs een periode knock-out! Dit kan je merken op de gele grafiek waar vanaf 21 april, iets na middernacht de curve plots terugvalt. Als gevolg van deze geweldadige uitbarsting was er een proton event. De satelliet GOES mat een half uur na de uitbarsting een protonflux (het aantal protonen dat per seconde op het meetinstrument botst) die de kritieke drempelwaarde (stippellijn) overschreed. Ook op Aarde was deze uitbarsting voelbaar. Een sterke 'radio blackout', R3 op de NOAA schaal, was het gevolg van de impact van de electromagnetische straling op de atmosfeer van de Aarde. (Dit betekent dat de hoge frekwentie radio communicatie hierdoor verstoord werd.) De sterk verhoogde protonflux kort na de uitbarsting, ook zonnestralingsstorm genoemd, bereikte niveau S3. Dit is van belang voor de ruimtevaart, meer bepaald voor de ruimtetuigen, zonnepanelen en de elektronische apparaten aan boord, maar het betekent ook dat passagiers en piloten van transatlantische vluchten over de polen blootgesteld kunnen worden aan verhoogde dosissen kosmische straling (in dit geval het equivalent van 1 rontgen-opname in een ziekenhuis). In deze onwaarschijnlijk mooie beelden (klik op het beeld links), gemaakt door de satelliet TRACE die zich in een baan om de Aarde bevindt, zijn de "post-flare loops" heel goed zichtbaar. Deze magnetische bogen zijn gevuld met heet plasma dat vooral straling uitzendt in extreem ultraviolet licht, hetwelk door TRACE wordt gemeten. De coronograaf LASCO, eveneens een instrument op SOHO, laat duidelijk zien dat met deze flare een partiële coronale massa ejectie gepaard gaat. Je ziet deze CME als een witte wolk van deeltjes die weggeblazen wordt en hier gedeeltelijk de Zon omvat. Twee dagen later, op 23 april, werd de aankomst van deze plasmawolk door CELIAS, een ander meetinstrument op SOHO, waargenomen als een schok in de zonnewind, dit is een plotse sprong omhoog in de snelheid (bovenste grafiek) en de dichtheid (tweede grafiek) van de zonnewind. Op dat ogenblik waren de waarnemingen van ACE nog steeds niet betrouwbaar. De wolk botst als het ware op het magnetisch veld van de Aarde. Deze verstoring veroorzaakte een geomagnetische storm. In dit geval ging het echter maar om een relatief kleine storm, met niveau G1 op de NOAA schaal .